Een andere blik op schoolrijpheid
Zijn jonge kleuters steeds vaker minder schoolrijp? En hoe kom je als leerkracht tegemoet aan hun pedagogische behoeften? Erica Kamphorst, universitair docent orthopedagogiek en dansdocent, deed promotieonderzoek naar schoolrijpheid van driejarigen en deelt regelmatig inspirerende inzichten op dit gebied. “Als leerkracht in het kleuteronderwijs zou ik de vraag helemaal loslaten of een kind wel of niet schoolrijp is.”
“Kleuters hebben steeds vaker moeite om hun draai te vinden in een schoolse situatie, omdat ze niet schoolrijp zijn. Dit levert extra uitdagingen op voor leerkrachten in het kleuteronderwijs.” 80 procent van de schoolleiders gaf dit vorig jaar aan in een enquête van de Academie en Vakvereniging Schoolleiders. Als mogelijke oorzaken worden onder andere maatschappelijke ontwikkelingen, social media en de coronapandemie genoemd.
Sterke aanwijzingen
Erica benadrukt dat het lastig is om oorzaak-gevolg op dit gebied wetenschappelijk vast te stellen. “Er bestaat geen wetenschappelijk onderzoek op basis waarvan we met 100 procent zekerheid kunnen zeggen: dit zijn de precieze gevolgen van de coronapandemie of social media op de ontwikkeling van jonge kinderen. Er zijn wel sterke aanwijzingen dat dergelijke aspecten met elkaar samenhangen. Zo zijn er internationale onderzoeken waarbij werd gekeken naar een cohort kleuters voor corona en een cohort na corona. Hierin waren wel aanwijzingen dat kinderen op bepaalde domeinen een wat vertraagde ontwikkeling hebben, bijvoorbeeld in de motoriek en ook wat in de executieve functies (González et al., 2022). De resultaten uit verschillende onderzoeken zijn echter gemixt en hangen ook weer af van allerlei andere factoren zoals etniciteit, thuisomgeving, wat voor werk en opleiding hebben ouders, enzovoorts.”
Knippen en knutselen
Dat steeds meer kleuters door maatschappelijke ontwikkelingen of de coronapandemie met een bepaalde achterstand de kleuterklas inkomen, kan Erica als onderzoeker dus maar beperkt wetenschappelijk onderbouwen. “Maar als ik even reageer vanuit mijn eigen ervaringen in het jeugdwerk dat ik doe en de danslessen die ik geef aan jonge kinderen, signaleer ik wel veranderingen, net als veel andere professionals die met jonge kinderen werken. Een heel basaal voorbeeld dat mij opvalt is dat de gemiddelde vierjarige twintig jaar geleden gewoon al kon knippen en dat dit nu niet meer zo is. Je zou dit best aannemelijk kunnen koppelen aan dat er thuis misschien toch minder wordt geknutseld en meer naar schermpjes wordt gegrepen.”
Uitgestelde aandacht
Nog een verandering die Erica signaleert: mensen lijken steeds minder goed te verdragen dat het leven niet altijd leuk en gezellig is. “Problemen moeten meteen worden opgelost of weggepoetst. En er wordt vaak gezegd dat je je geluk in eigen hand hebt. Kinderen zijn heel gevoelig en pikken dat echt wel op. Hierdoor hebben ze mogelijk een lagere frustratietolerantie en kunnen ze misschien minder goed met uitgestelde aandacht en teleurstellingen omgaan.”
Ze vervolgt: “Bovendien wordt het door mobiele telefoons en al die notificaties steeds moeilijker om in het moment te zijn. Er zijn experimenten gedaan waarin te zien is dat baby’s meer stress laten zien als hun ouders op hun mobiel zitten. Als die telefoon bewust helemaal weg wordt gelegd, bijvoorbeeld in een andere kamer, en de ouder echt met aandacht bij het kind is, laten de baby’s minder stress zien (Tidemann & Melinder, 2022). In die zin zijn er wel zeker indirecte aanwijzingen dat social media niet alleen maar een positieve invloed hebben op de ontwikkeling van jonge kinderen.”
Pedagogische behoeften
In plaats van de focus op schoolrijpheid en de mogelijke waargenomen afname, pleit Erica ervoor om in de eerste plaats de behoeften van het kind centraal te stellen. “Je kunt je beter afvragen: wie is dit kind, wat kan het goed en waar heeft het behoefte aan? En wat zou een eerste stap zijn om dit kind verder te helpen? Vraag jezelf ook af wat je als professional precies verstaat onder de pedagogische behoeften van de kleuters in je klas. Zijn het de basale vaardigheden die een kleuter nodig heeft om in een schoolse kleuterklas mee te kunnen komen? Of zijn het letterlijk de individuele behoeften die een kleuter heeft waar je als leerkracht en school aan zou willen voldoen? Je kunt het van twee kanten bekijken. Ik denk dat beide belangrijk zijn. Maar ik zou wel beginnen met de daadwerkelijke behoeften van die kleuter en voorop stellen dat een kleuter gewoon een kleuter mag zijn en langzaamaan mag wennen aan een wat schoolse omgeving.”
Nabijheid
De pedagogische behoeften van jonge kinderen zijn de afgelopen decennia eigenlijk niet veranderd, aldus Erica. “Waar kleuters bijvoorbeeld erg behoefte aan hebben vanuit een veilige hechting, en dat is van alle tijden, is nabijheid. Een kind dat zich veilig kan hechten aan een leerkracht voelt zich vrij om te ontdekken, te spelen en zichzelf te zijn.”
Dat gevoel van nabijheid kun je als leerkracht stimuleren door voorspelbaar te zijn, vertelt Erica. “Voorspelbaarheid betekent niet dat je altijd hetzelfde moet handelen of reageren, het is vooral voorspelbaarheid in je beschikbaarheid. Je ziet dat een kleuter je nodig heeft en je zorgt dat je beschikbaar bent. Met dertig kleuters in een klas is het natuurlijk onmogelijk om meteen voor iedere kleuter klaar te staan, maar dat hoeft niet per se een probleem te zijn. Omgaan met uitgestelde aandacht is typisch zo’n vaardigheid die de kleuter mag leren in de kleuterklas, als je uiteindelijk maar wel beschikbaar bent.”
Structuur
Erica noemt ook structuur en verbinding als iets waar kleuters veel behoefte aan hebben. Structuur bieden kan al heel eenvoudig met kleine rituelen, vertelt ze. “Zelf ga ik aan het begin van mijn danslessen altijd bij de deur staan, op ooghoogte met ieder kind dat binnenkomt. We hebben dan vaak een ritueeltje door een boks te geven of ik stel een vraag.” Ook een ritueel bij de overgang tussen activiteiten helpt bij het creëren van structuur. Erica: “Zet bijvoorbeeld een timer op het digibord en zeg dat de kinderen nog vijf minuten kunnen spelen. Voor sommige kinderen zal dat voldoende zijn, andere kinderen moet je misschien stapje voor stapje meenemen: ‘ik ga eerst opruimen waar ik mee bezig was, dan ga ik mijn lunchbox met fruit pakken en dan ga ik aan de tafel zitten’.”
Verbinding maken
Bij verbinding maken gaat het erom dat iedere kleuter gezien wordt door hun juf of meester, dat ze het gevoel hebben dat ze erbij mogen horen. Erica: “Dat kan met zo’n klein ritueel bij binnenkomst, maar het gaat ook om verder kijken dan gedrag. Kinderen die bijvoorbeeld niet precies weten wat ze met een overgang van vrij spelen naar een kringactiviteit aan moeten, kunnen heel druk en dwars gaan doen of juist stil in een hoekje op het schoolplein gaan zitten. Daar zit een behoefte achter. Een kleuter besluit niet ‘s ochtends om eens lekker druk en dwars te doen.” Erica noemt ouderbetrokkenheid een belangrijke voorwaarde om het gedrag en de achterliggende behoeften van kleuters beter te begrijpen en hier op in te spelen. “Wie weet laat een kind thuis heel ander gedrag zien en kun je samen een goede aanpak ontdekken.”
Holistische kijk
Om tegemoet te komen aan de behoeften van kinderen, benadrukt Erica het belang van een holistische kijk op de ontwikkeling van kleuters. In haar promotieonderzoek naar ontwikkelde schoolrijpheid keek ze naar de vaardigheden van driejarigen binnen verschillende ontwikkelingsdomeinen: executieve functies (het vermogen om te plannen, organiseren, emotie reguleren, aandacht vasthouden, werkgeheugen), taalvaardigheid, motorische vaardigheden en sociaal-emotionele vaardigheden.
“In ons onderzoek lieten veel kinderen vooral een heel gemixt profiel zien, met relatief sterke vaardigheden en minder ontwikkelde vaardigheden. Uit de ontwikkelingspsychologie weten we dat jonge kinderen beperkte hulpmiddelen en bronnen hebben om zich te ontwikkelen. Dat noemen we ipsatieve stabiliteit. Kleuters kunnen bijvoorbeeld heel erg met taal bezig zijn, waardoor ze niet zo veel bronnen en energie over hebben om zich tegelijkertijd ook op het gebied van motoriek te ontwikkelen. Als je op dat moment alleen die motoriek zou meten, zou je je misschien zorgen maken, maar het kan dus zijn dat ze op dat moment een sprongetje maken in taal en dat die motoriek daarna weer komt, zodra ze minder met taal bezig zijn. Wanneer jonge kleuters zich op bepaalde domeinen wat langzamer ontwikkelen, hoeft dat dus niet meteen zorgelijk te zijn of iets waar je meteen op moet ingrijpen.”
Motoriek als katalysator
Dat een langzamere ontwikkeling niet altijd direct een probleem hoeft te zijn, blijkt ook uit een ander opvallend resultaat. “Heel opvallend was een groep kinderen die op sociaal-emotionele vaardigheden en executieve functies heel zorgelijk scoorde. Maar toen we die kinderen in groep 3 weer bezochten, kwamen veel van die kinderen op allerlei domeinen gewoon mee. We hebben de profielen van die kinderen nog eens bekeken en ontdekten dat de motorische ontwikkeling van deze kinderen op driejarige leeftijd heel sterk was. Andere onderzoeken laten zien dat kinderen die op jongere leeftijd motorisch al wat sterker zijn ontwikkeld, vaak meer zelfvertrouwen hebben, eerder geneigd zijn om met andere kinderen spelletjes te doen waar je motoriek voor nodig hebt. Ook zijn ze fysiek veel actiever en dat doet wat met hun hersenen, waardoor ze verbindingen in hun hoofd kunnen leggen. Dat geeft ze allerlei kansen om hun sociale vaardigheden en executieve functies te ontwikkelen.
Wij zien die motoriek eigenlijk als een katalysator om die vaardigheden die eerst wat zorgelijk waren in een positieve opwaartse cirkel te trekken. Je zou als leerkracht die motoriek kunnen stimuleren om andere vaardigheden een boost te geven, bijvoorbeeld door motoriek niet te zien als losse gymlessen, maar door bewegen te verbinden aan leerdoelen en de hele dag door in te zetten. Dat kan bijvoorbeeld door niet de hele klas vol te zetten met tafels en stoeltjes. Sommige kinderen willen misschien lekker staand een boekje lezen of terwijl ze rondlopen, in plaats van zittend.”
Watchful waiting
In plaats van meteen in te grijpen als kleuters zich langzamer ontwikkelen, adviseert Erica watchful waiting. “Dit betekent dat je heel goed kijkt hoe kinderen zich ontwikkelen ten opzichte van zichzelf en dat je niet meteen ingrijpt als een kind zich op een bepaald vlak wat langzamer ontwikkelt dan je gewend bent. Uit wetenschappelijk onderzoek [Brown (2020): Understanding basic concepts of developmental diagnosis in children, red.] blijkt ook dat een serieuze ontwikkelingsstoornis meer zichtbaar wordt in een kwalitatieve afwijking. Denk aan gedrag dat er echt anders uitziet. Als we het hebben over bewegen, gaat het er niet om dat een kind iets minder snel kan, maar bijvoorbeeld atypische bewegingen laat zien, bijvoorbeeld heel stijf of in de vorm van een spasme. Bij taal zou je kunnen denken aan een kind dat bepaalde woorden heel moeilijk uitspreekt, dus niet zozeer dat een kind minder woordjes kent.
Je kunt ook de ouders bij watchful waiting betrekken. Voor motoriek heb je bijvoorbeeld goede vragenlijsten die je door ouders kunt laten invullen.”
Gewoon handig maar geen voorwaarde
Wetenschappers zijn het erover eens: een goede start in de kleuterklas vraagt om aandacht voor meerdere ontwikkelingsgebieden, zoals taalvaardigheden, executieve functies, sociaal-emotionele vaardigheden én motoriek. Die motoriek werd lang wat onderschat, maar blijkt – zoals ook uit Erica’s onderzoek – juist een belangrijke rol te spelen in de brede ontwikkeling van jonge kinderen.
Toch benadrukt Erica nog maar eens: “Bepaalde vaardigheden zijn gewoon handig om te hebben bij de start in de kleuterklas, maar het zijn geen harde voorwaarden. Het gaat er in mijn ogen minder om of een kind ‘klaar’ is voor school, maar dat je als school en leerkrachten klaar bent om het kind te ontvangen.”
Lees- en luistertips van Erica Kamphorst
- Podcast Onderwijsdatkan waarin Erica vertelt over schoolrijpheid en inclusief onderwijs
- NRO-leidraden met praktische handvatten over leerling-leerkrachtrelaties
- Onderzoek van Annerieke Boland over (verrijkt) spel
- Publicatie ‘Kleuters in beweging’, van docent en onder zoeker Pim Koolwijk, waarin hij tips geeft om jonge kinderen meerdere motorische vaardigheden te laten oefenen en aan te sluiten bij de belevingswereld van jonge kinderen
Erica Kamphorst is universitair docent orthopedagogiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij is in 2022 gepromoveerd op longitudinaal onderzoek naar schoolrijpheid, met specifieke aandacht voor motorische vaardigheden. In haar huidige onderzoek richt zij zich op het vormgeven van inclusieve omgevingen voor het (jonge) kind, waarbij het bevorderen van participatie en een gevoel van erbij horen centraal staat. Erica verbindt wetenschappelijke inzichten graag direct aan de praktijk, wat onder meer tot uiting komt in haar bijbaan als dansdocent voor jonge kinderen.
Meer lezen?
- González, M., Loose, T., Liz, M., Pérez, M., Rodríguez‐Vinçon, J.I., Tomás‐Llerena, C., & Vásquez‐Echeverría, A. (2022). School readiness losses during the COVID‐19 outbreak. A comparison of two cohorts of young children. Child Development, 93(4), 910-924.
- Tidemann, I. T., & Melinder, A. M. (2022). Infant behavioural effects of smartphone interrupted parent‐infant interaction. British Journal of Developmental Psychology, 40(3), 384-397.
